INTERVIEW in de Standaard: DIRK VAN EECKHOUT door Veerle Beel
‘Het is zeer normaal dat je ziek wordt als je nooit pauze neemt’
Hij sloot zijn loopbaan als diplomaat af met wat hij een crash landing noemt. ‘Ik heb veel geleerd over mezelf. Ik ben nu een man met gevoelens, die er durft over te praten’, zegt Dirk Van Eeckhout. ‘Maar ik heb ook de achilleshiel van onze maatschappij ontdekt.’
Hij is net met pensioen als diplomaat en probeert daarvan te genieten tussen zijn vele boeken, thuis in Tervuren, waar hij vorig jaar met zijn vrouw en hun jongste zoon zijn intrek nam. Twintig jaar lang reisde Dirk Van Eeckhout (65) met zijn gezin de wereld rond: van Japan over Nigeria naar Chili en terug dichter bij huis naar Straatsburg, en ten slotte Brussel.
‘Ik heb op vier continenten gewerkt, in alle functies van ons beroep: als consul-generaal in Osaka (Japan), bilateraal ambassadeur in Nigeria en Chili en ambassadeur van de permanente vertegenwoordiging van België bij de Raad van Europa. Een droom! Mijn werk werd mijn hobby. Maar mijn hobby’s verdwenen een voor een.’
‘In Straatsburg heb ik over het Mensenrechtenverdrag onderhandeld met de Russen, in Nigeria heb ik een gegijzelde Belg vrijgekregen in de olierijke Niger-delta, in Chili hebben we een prinselijke handelsmissie en de grote aardbeving meegemaakt. En dan spreken we nog niet over allerlei bezoeken van onze gezagsdragers, parlementsleden en ministers. Ons volk reist graag en heeft recht op bijstand.’
Dozen in- en uitpakken
‘De Britse filosoof Alain de Botton schrijft dat diplomatie de kunst is om moeilijke thema’s, meningsverschillen en verschillende belangen ter sprake te brengen zonder de ander tegen de haren in te strijken. Die job lag me wel, ik vond het allemaal zalig om te doen. Maar ik heb ook te vaak dozen ingepakt en weer uitgepakt. Te vaak afscheid genomen. Te vaak moeten loslaten. Nooit een moment van rust of wat op routine leek. Ik was nog niet op de ene post vertrokken, of ik was in gedachten al met de volgende bezig. Nu denk ik, waarom heb ik tussen de verschillende missies geen langere vakanties genomen?’
Het gesprek gaat over zijn depressie, die zich aanvankelijk als een burn-out aankondigde. ‘Ik was ambassadeur in Chili toen zich daar op 11 februari 2010 de grootste aardbeving in de recente geschiedenis van het land voordeed: 8,8 op de schaal van Richter. We lagen in bed en alles om ons heen bewoog. Tiens, dacht ik, ik heb toch niet gedronken? Mijn vrouw riep dat ik de kinderen moest halen. Maar ik kon het bed niet uit. Ik dacht dat we elk moment door de vloer konden zakken.’
Anderhalve minuut later stond het hele gezin in pyjama op straat, samen met de buren. Iedereen kwam er met de schrik vanaf. De ambassadeur schakelde een versnelling hoger: landgenoten in Chili opvangen en ter wille zijn, evacuaties regelen, de ambassade herstellen, traumasessies op touw zetten voor het personeel. ‘Een intense periode, maar zes maanden later was alles opgepoetst en voorbij. En toch voelde ik mij niet zo goed. De dokter zei: “Het is iets chemisch, ik heb daar een fantastisch medicijn voor.” En ik stak nog een tandje bij.’
‘Het motto van voetbalploeg AA Gent werd het mijne: Nie neute, nie pleuje!’
‘Ik ben altijd een werkpaard geweest. De slimste van de klas, maar geen privileges van thuis uit. Mijn vader stierf onverwacht toen ik 12 jaar was. Ik heb als jobstudent gewerkt om mijn studies mee te betalen: wijsbegeerte in Gent. Ik dacht dat ik niet kon rekenen, maar ik kwam bij de beste tien uit het examen voor auditeur bij het Rekenhof. Die job heb ik tien jaar gedaan. Ik maakte er promotie. Maar ik wilde meer van de wereld zien.’
‘Mijn vrouw gaf haar werk op om mee te reizen van post naar post. Het maakte van mij de enige kostwinner, en als man is wat je doet heel belangrijk: je job bepaalt je hele identiteit. Bovendien is het arbeidsethos in de diplomatie erg streng: je werkt vaak tot ’s avonds laat, ook op zaterdag. Je trekt een nachtje door wanneer nodig. Je gaat op zondagavond al naar kantoor om de start van de week voor te bereiden.’
‘Tot mijn 47ste ging ik nog twee keer in de week sporten. En ineens heb je daar de tijd niet meer voor. Zo eet je werk je langzaam op. Je wordt als het ware hol vanbinnen, zoals de hollow menuit het gedicht van T.S. Eliot. Ik wist het niet, maar ik stevende als een auto met 100 kilometer per uur recht op een muur af. Als je dan crasht, zeggen ze dat het een genetische kwetsbaarheid is en dus je eigen fout. Je had nog wat flinker moeten zijn.’
In diepere put beland
‘Ik was al 60 toen. Burn-out was een modewoord. Mijn batterijen waren compleet plat. Ik zat uren voor de computer en had aan het eind van de dag drie zinnen geschreven. Ik voelde me enorm schuldig, en was boos op mezelf. Ik was een echte vent, die nooit eerder een dag ziek thuis was gebleven. Stammen we niet allemaal af van de personages uit Het gezin Van Paemel van Cyriel Buysse, waarin men kort van stof is, weinig emotie toont en “zere deure doet”? Het motto van voetbalploeg AA Gent werd het mijne: Nie neute, nie pleuje!’
‘Ik vertelde mijn baas in Brussel dat ik een maand vakantie nodig had. Ze zeiden dat ze me niet konden missen. Als je al zo lang meedraait in die ratrace, laat je je zwakke plek niet snel zien, omdat je weet dat je daarop wordt afgerekend.’
‘Ik had nu eenmaal de loopbaan van een workaholic. Ze bleken me nodig te hebben als gezant voor klimaat en conflict, toen België in de VN-Veiligheidsraad zat. Ik had van het ene noch het andere onderwerp kaas gegeten. De collega’s zeiden: blij dat jij dit gaat doen, want we hebben hier geen halve kracht nodig. Je eigen reputatie wordt je nemesis, je ondergang. De psychiater had me gewaarschuwd, maar ik ben dus hervallen en in een diepere put beland. Je weet echt niet wat je overkomt. ’s Morgens probeer je op te staan en je probeert dat de hele ochtend. Tegen de middag sta je in de badkamer je tanden te poetsen.’
‘Zonder mijn vrouw had ik het niet gered. Ik lag in bed, ze zag dat het me niet zou lukken om op te staan. Ze panikeerde niet, legde gewoon haar hand op mij en zei: “Het komt wel goed.” Hoe lang dat allemaal geduurd heeft, weet ik niet meer. Dat moet je haar vragen. Ik had een empathische huisarts en een goede psychiater, en ik ben snel weer gaan werken, ik kreeg zelfs nog een andere opdracht. Ook dan nog moest ik me ’s morgens voortslepen om op tijd de deur uit te zijn. De lucht is pas echt opgeklaard sinds ik besloot met pensioen te gaan.’
Winston Churchill
‘Nu ik erop terugkijk, vind ik het in feite zeer normaal om ziek te worden als je steeds je eigen grenzen verlegt. Ik kende nooit een pauze. Op zeker moment zat ik in een bus in Chili te piekeren over mijn volgende opdracht in Straatsburg. Er is iets mis met mensen die in zo’n toxisch systeem níét ziek worden. Toxisch, vanwege de druk en de prestatiedrang. Dat het mij overkomen is, is op zich niet belangrijk. Het gaat erom dat heel veel mensen zo’n groot deel van hun tijd en energie aan hun werk geven, en dat ze daardoor hun verbondenheid met de rest van het leven verliezen. Het is de achilleshiel van onze maatschappij: you’re fucked if you do it, and fucked if you don’t.’
‘Zolang je niet barst, kun je je maar beter gelukkig prijzen en empathie tonen voor wie er wel onderdoor gaat. Want we zijn allemaal maar een fractie verwijderd van onze eigen kwetsbaarheid. Als ik geen crash landing had gemaakt, had ik dat niet ingezien. Mijn blik op het leven is hierdoor enorm verrijkt. Ik doe nu opnieuw aan tai chi, luister naar muziek, lees veel filosofie en ben nu een man met gevoelens, die er ook over durft te praten.’
‘Ik pik ook het aikido weer op, en richt daartoe een club op voor 60-plussers. Het is een krijgskunst die belangrijke levenslessen bevat. Het probleem met vallen, is niet dat je gevallen bent. Het is pas een probleem als je blijft liggen. In aikido leer je dat de val je de energie kan geven om weer recht te komen. Maar dat lukt alleen als je eerst jezelf kunt toelaten om te vallen. Vallen en opstaan horen bij elkaar, Raymond van het Groenewoud zingt het zo goed.’
‘Wat me ook erg geholpen heeft, zijn de vergaderingen van de zelfhulpgroep Ups & Downs, waar ik nu vrijwilliger ben. Praten met lotgenoten helpt om uit het isolement te breken. Je voelt dat je niet alleen staat in dit gevecht met de duisternis. Er is zeker nog leven na een depressie. Die boodschap wil ik meegeven aan mensen die hetzelfde doormaken. Zoals Winston Churchill het zei, die ook jarenlang depressief is geweest: “When in hell, keep going!”’